De overdrukklep als motorbeveiliging
Het schema toont een hydromotor waarvan de draairichting wordt geregeld met een 4/3-klep. In de middenstand van de 4/3-klep zijn de poorten afgesloten. Na het bedienen van de klep (linkse schakelstand) komt de hydromotor op toeren in de aangegeven draairichting.
In de hydrauliek is de massatraagheid van de aangedreven last in het algemeen groot zodat als de klep plotseling weer in de middenstand wordt gezet de hydromotor door de last wordt aangedreven en als pomp gaat werken. Zou men het systeem boven de klep niet beveiligen dan loopt de druk aan de rechterzijde van de hydromotor als gevolg van de pompwerking zo hoog op dat de zwakste component uit elkaar klapt. In het getekende systeem is de hydromotor beveiligd: de overdrukklep opent en de olie wordt rondgepompt. Door de tegendruk wordt de hydromotor afgeremd, vandaar dat men deze overdrukkleppen ook wel remkleppen noemt (niet te verwarren met de 'echte' remkleppen die gebruikt worden om een cilinder of hydromotor bij negatieve belasting gecontroleerd te laten bewegen!).
Omdat er door de lekkage in de hydromotor olie uit het systeem verdwijnt zal er aan de 'zuigzijde' een olie-tekort ontstaan met als gevolg cavitatie! Dit wordt voorkomen door toepassing van van de met de tank verbonden terugslagkleppen, de zogenaamde nazuig- of anti-cavitatie-kleppen.
De schakeling in de animatie is te beschouwen als een basisschakeling die men in veel hydraulische systemen tegenkomt!